De Herberg
Dit menszijn is een soort herberg
Elke ochtend weer een nieuw bezoek
Een vreugde, een depressie, een benauwdheid
Een flits van inzicht komt
Als een onwelkome gast
Verwelkom ze, ontvang ze allemaal gastvrij
Zelfs als er een menigte verdriet binnenstormt
Die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat
Behandel toch elke gast met eerbied
Misschien komt hij de boel ontruimen
Om plaats te maken voor extase
De donkere gedachte, schaamte, het venijn
Ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijs
En vraag ze om erbij te komen zitten
Wees blij met iedereen die langskomt
De hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd
Om jou als raadgever te dienen
Rumi (1207 – 1273), filosoof en dichter van Perzische afkomst en soefi-mysticus
Zhuangzi
Dat je met een kikker in een put niet over de zee kunt praten, komt doordat hij begrensd wordt door een ruimte
Dat je met een zomerinsect niet over ijs kunt praten, komt doordat hij vastzit aan een tijd
Dat je met bekrompen geleerden niet over Dao kunt praten, komt doordat ze gebonden zijn aan een leer
Nu je buiten je oevers bent getreden en je blik hebt gericht op de grote zee, weet je dat je schamel bent, en kan er met jou over het Grote Beginsel gepraat gaan worden
Zhuangzi, hoofdstuk XVII (een van de klassieke werken van het taoïsme)